|
||||||||
|
Derde deel van wat hier ten huize gemakshalve “de puntjestrilogie van Andries Boone” genoemd wordt: na “C.O.L.O.R.S” en “T.I.M.E.L.A.P.S.E” is er nu dus dit sluitstuk, waarin opnieuw zowat alles om de mandoline draait. Dat instrument wordt stilaan hét handelsmerk van een kerel, die overigens zowat alles kan bespelen, waar muziek uit komt, maar dit terzijde: hij is redelijk erfelijk belast op dat punt en ik bevroed dat zulks een last is, die licht is om dragen. Bijzonder aan dit derde deel is, dat er meer dan af en toe een heuse dialoog ontstaat tussen akoestische en elektrische mandoline en dat leidt, mede omwille van de toevoeging van een flinke dosis fijne gastbijdragen, tot een plaat, die me meer dan eens aan Ennio Morricone doet denken., al vermeldt het persblaadje expliciet invloeden van Mike Oldfields “Discovery” en Pink Floyds “Wish You Were Here”, wat uiteraard ook niet meteen dingen zijn, waarover je je zou moeten schamen. Negen nummers slechts op dit -naar mijn gevoel te korte- plaatje, waarop je bijdragen kunt horen van van geweldig schoon volk als Esther Coorevits, Maarten Moesen, Christophe Pochet, Geert Noppe,Michel Hatzgeorgiou en Mario Goossens. Die behoren stuk voor stuk tot het kruim van wat we hier aan uitstekende muzikanten hebben rondlopen (en dat zijn er nogal wat) en die je om het even wat kunt laten spelen. Met die wetenschap en met de knappe composities van Andries -niet zelden is folk de basis van een nummer, dat verder allerlei filmische richtingen kan uitwaaieren- slagen ze er in om deze 32 minuten muziek zodanig fijntjes op te bouwen en uit te tekenen, dat je als luisteraar spontaan beelden begint te zien, die bij de muziek zouden kunnen horen. Kennelijk maakte Andries, toen hij met MANdolinMAN in Canada speelde, ook veldopnames van zingende Naskapi-indianen en een deel van die opnames worden nu doorheen sommigen composities geweven, wat het gimmick-niveau netjes overstijgt en wezenlijk bijdraagt tot de sfeer die van de plaat uitgaat. Waar ik nog niet toe gekomen ben, is de drie platen naéén te draaien, maar dat komt er ooit wel eens van. Voorlopig kan ik volstaan met de melding dat Andries Boone, met al de bescheidenheid die hem kenmerkt, nog maar eens een heel fijn werkstuk heeft gemaakt, die hem, voor zover dat nog nodig was, een nog grotere plek zal opleveren in de wereld van de Belgische muziek. Niet sensationeel, maar gewoon oerdegelijk vakmanschap als basis voor een ragfijn plaatje. Kan je dààr ook maar iets op tegen hebben? Enkel als je een slecht karakter hebt? (Dani Heyvaert) |